Inleiding

Welkom op Iselinge Hogeschool! In deze brochure schetsen we het programma van het eerste opleidingsjaar. Door deze brochure te lezen weet je welke thema’s en welke beroepsvaardigheden in het eerste jaar centraal staan. Omdat we weten dat veel deeltijdstudenten studietijd moeten ‘organiseren’ geven we ook suggesties om al voorafgaand aan de start van de studie met relevante studietaken te beginnen: het lezen van artikelen, kijken naar beeldfragmenten en bestuderen van verplichte literatuur. De suggesties zijn bedoeld om je in staat te stellen om de studiebelasting over een langere tijd te spreiden. Wil je liever wachten tot de échte start van de studie? Dat is geen probleem.  

 

Het eerste studiejaar is opgedeeld in twee semesters:   

  • Semester 1: De opleidingsbekwame fase 
  • Semester 2: De taakbekwame fase middenbouw 

De eerste twee semesters richten zich op het beroep en het verzorgen van onderwijs in de eigen stagegroep. In het eerste jaar leer je hoe je kinderen begeleidt en hoe je hen iets kunt leren. Je maakt kennis met de verschillende vakken en lesmethodes die in het basisonderwijs worden gebruikt. In het eerste jaar word je opleidingsbekwaam (je doet eerste ervaringen op in je rol als leerkracht en kunt studeren op hbo-niveau) en taakbekwaam voor de middenbouw (werken in groep 3, 4 en 5). Je leert over lesgeven in de middenbouw en loopt ook stage in die bouw. 

Elk semesterprogramma kent een aantal vaste onderdelen:

  • stagelijn: je loopt stage op een opleidingsschool,
  • ontwikkelingslijn: je denkt na over je eigen ontwikkeling, stelt doelen en houdt bij wat al goed gaat en waar je uitdagingen liggen.
  • themalijn: je verdiept je in pedagogische-, didactische en vakinhoudelijke vaardigheden. 
  • ontwerplijn: ervaart op welke manier ontwerpgericht onderzoek bijdraagt aan het verbeteren van onderwijskwaliteit.
  • trainingslijn: je oefent eigen vaardigheden.
  • profileringslijn: Je volgt keuzemodules rond verschillende onderwerpen en je hebt mogelijkheden om zelf te kiezen hoe je je leraarschap verder kunt profileren.     

Elk semester kent een studieprogramma van in totaal 30 studiepunten (ECTS). Die studiepunten verwerf je door onderdelen van het programma af te sluiten met een toets. Die toets heeft de vorm van een kennistoets, een werkstuk, een portfolio, een presentatie of een praktijkbeoordeling. Bij trainingen wordt veelal van je verwacht dat je actief participeert.  

Je loopt tijdens de hele opleiding 22 dagen per semester. In het eerste halve jaar maakt het nog niet uit in welke groep je stageloopt, dat kan in groep 1 zijn of in groep 8 en alles wat daartussen zit. In de stage word je begeleid door een mentor (de leerkracht van jouw stageklas) en een schoolopleider. Mentoren en schoolopleiders zijn hiervoor opgeleid en schoolopleiders zijn tevens gecertificeerd om praktijkbeoordelingen uit te voeren. Op jouw opleidingsschool zijn ook andere studenten. Alle studenten samen noemen we het leerteam. Op overlappende stagedagen kun je aansluiten bij activiteiten van het leerteam, zoals intervisie. De meeste studenten hebben de dinsdag als stagedag. Kún je het plannen, dan is het aan te bevelen de dinsdag als stagedag te nemen: het stelt je in staat aan te sluiten bij het leerteam. 

Nadat je kennisgemaakt hebt met je klas en de school bespreek je met je mentor aan welke activiteiten jij een bijdrage kunt leveren. Dat hoeven niet meteen lessen aan de hele klas te zijn, maar denk daarbij aan voorlezen, het begeleiden van een groepje, het verzorgen van een deel van een activiteit (bijvoorbeeld de inleiding) of het uitvoeren van (een deel van) een methodeles. Daarnaast kijk je rond in de opleidingsschool, observeer je en voer je gesprekken met leerlingen. 

Aan het begin van de stageperiode lezen jij en je mentor samen de mentorbrief door. Daarin staat nog veel meer informatie over de inrichting van jouw stage in deze periode. 

Na blok 1 en 3 (bij benadering) vindt er een tussenevaluatie plaats. Jij en je mentor bekijken met behulp van een formulier hoe het gaat: wat gaat al goed (talenten) en wat heeft nog aandacht nodig (ontwikkelpunten). 
Aan het eind van het semester plant de schoolopleider met jou een moment voor de praktijkbeoordeling. Je verzorgt dan een activiteit, waarbij de schoolopleider komt kijken. De totale beoordeling gaat niet alleen over je voorbereiding en dit moment, maar ook over het gehele stageproces, je beroepshouding en over hoe goed jij op je handelen kunt reflecteren. 

Aan het begin van de opleiding wordt een voorlichting gepland over de start van je stage op de opleidingsschool.  
Het tweede semester is de fase taakbekwaam middenbouw. Je loopt stage in een groep 4, 5 of 6. Je gaat meestal naar een andere groep en krijgt een andere mentor. Ook nu weer lees je samen de mentorbrief, waarin beschreven staat aan welke opdrachten jij in deze periode werkt. 

Als je naar een andere opleidingsschool gaat, kan het zijn dat je ook een andere schoolopleider krijgt. Ook nu weer zal de schoolopleider aan het eind van het semester een praktijkbeoordeling uitvoeren. 
  
Wil je al wat doen ter voorbereiding op je stage? 
Verdiep je in kinderen van de basisschoolleeftijd. Kijk bijvoorbeeld afleveringen van het Jeugdjournaal en Klokhuis, bekijk welke kinderseries, you-tubers en tiktok-accounts populair zijn op dit moment. Ook kun je per leeftijdscategorie een verhaal uitzoeken dat je zou willen voorlezen en een kennismakingsactiviteit bedenken. 

We hopen dat deze brochure je helpt een beeld te vormen van je eerste opleidingsjaar. Heb je vragen? Stuur dan een mail naar de programmaregisseur van de deeltijdopleiding Nikka te Koppel via stip@iselinge.nl.

Semester 1: De opleidingsbekwame fase

In dit semester sta je stil bij de vraag wat jij als leerkracht eraan kunt doen om alle kinderen uit jouw klas optimale kansen te bieden. Niet alle leerlingen doen het vanzelfsprekend goed op school. Uit veel onderzoek blijkt dat de kansen op een succesvolle schoolloopbaan tussen kinderen enorm kunnen verschillen. Er zijn veel factoren die bepalend blijken te zijn voor succes op school. Kinderen van ouders met een hoger inkomen hebben bijvoorbeeld meer kans om ‘hogere’ vormen van voortgezet onderwijs te bereiken dan kinderen van ouders met een laag inkomen. Desnoods kiezen hun ouders voor particuliere bijlesbureaus voor hun kinderen.  Afkomst lijkt dus belangrijk te zijn. Ook de culturele achtergrond en de sekse van leerlingen zijn van invloed op hun schoolsucces.  

In dit semester sta je stil bij de vraag wat jij als leerkracht eraan kunt doen om alle kinderen uit jouw klas optimale kansen te bieden. Je zult ervaren dat kinderen beter presteren wanneer jij voor alle leerlingen hoge en haalbare verwachtingen uitspreekt. Een goede leerkracht wil er zijn voor alle kinderen! 

 Aan het einde van dit semester:     

  • Heb je een beeld van het beroep van basisschoolleerkracht en kun je aangeven in hoeverre je de intentie en de mogelijkheden hebt om een leerkracht te worden die het maximale uit de kinderen wil halen én of je in staat bent effectief te studeren op hbo-niveau.    
  • Slaag je erin methodeactiviteiten uit te voeren met verschillende instructiestrategieën, weet je de leerlingen te enthousiasmeren voor wat ze gaan leren en slaag je erin de activiteiten die je uitvoert te evalueren.

Naast stageactiviteiten krijgt het programma vooral vorm door twee themamodules, een ontwerpmodule en trainingen. In onderstaand schema vind je de titels van de modules, de manier waarop deze getoetst worden en het aantal studiepunten dat je per toets kunt verwerven. De hoofdlijnen van de thema- en ontwerpmodules en trainingen vind je in de volgende hoofdstukken.    

Je doet ertoe: een goede leerkracht biedt optimale kansen aan alle leerlingen 

Themamodule 1 

De leerkracht in jou

In deze module gaat het om het vormen van een eerste beeld van verschillende aspecten van het beroep van basisschoolleerkracht. Je kijkt naar de rollen en vaardigheden van de leerkracht, in het bijzonder naar wat hij tijdens het leerproces van de kinderen doet. 

 

Je komt er in deze module achter of de opleiding leerkracht basisonderwijs bij jou past: ga je met plezier naar de stage en leg je er fijne contacten met leerkrachten en leerlingen? Lukt het je om je studie te plannen en de studietaken met succes af te ronden? Waar zit jouw kracht als toekomstig leraar? Deze eerste module helpt je om antwoorden te krijgen op deze vragen en je een eerste beeld te vormen van verschillende aspecten van jouw toekomstige beroep.  

De module is opgebouwd volgens vier zichtlijnen:   

  • De leerlingen: je maakt kennis met basisschoolleerlingen en je verdiept je in hun ontwikkeling en (schoolse) leven.    
  • De basisschool: je kijkt hoe er op jouw opleidingsschool gewerkt wordt en maakt kennis met de verschillende mensen die er werken.    
  • Het beroep: je verdiept je in de verschillende rollen en taken van de leerkracht en gaat voor jezelf na welke goed bij jou passen.   
  • Basisschoolvakken: je maakt kennis met de verschillende vakken in de basisschool. In het bijzonder met het vakgebied taal en je ervaart en ontwerpt de eerste meetkundige activiteiten voor het vak rekenen.   

Je volgt werkgroepen op de hogeschool en bestudeert informatie. Je voert in het eerste deel van deze module in de stage vier deelopdrachten uit en de resultaten daarvan verzamel je in een werkstuk. Je observeert vijf verschillende onderwijsactiviteiten van verschillende vakken die je met je mentor nabespreekt. In het tweede deel van de module bereid je je middels het bestuderen van literatuur en het volgen van werkgroepen voor op de kennistoets voor de basisschoolvakken rekenen en taal.    

Wil je al wat doen voor deze module?   

Je kunt al vast informatie bekijken en lezen: 

  • Over de rol van de leerkracht bij het leerproces:  

Van Eijkeren, M. (2012). Pedagogisch didactisch begeleiden. Kennisbasis voor de startende leraar. Amersfoort: Thieme Meulenhoff. Hoofdstuk 2, 3, 4, 5, 6 en 10.

  • Over het thema ‘gelijke onderwijskansen’: 

Bekijk de aflevering 4 van de serie Sander en de Kloof: ‘Kansen zijn te koop’ en zie je hoe het ongelijkheidsmechanisme werkt. Je kunt de serie vinden op npo-start.   
Lees bijvoorbeeld de column van Sander Schimmelpenninck en hoofdstuk 1 Loon Naar Werken uit het boek Werk Maken van Gelijke Kansen.  

Ook kun je al een start maken met het bestuderen van de verplichte literatuur die je moet kennen bij de kennistoets taal en rekenen:   

  • Huizenga, H. & Robbe, R. (2020). Basiskennis taalonderwijs. Noordhoff Uitgevers. Paragraaf 2.1, 2.3, 3.2, 3.3, 3.4, 6.3, 6.4, 6.5 en 9.2     
  • Van Zanten, M., Van den Brom-Snijders, P., & Bruin–Muurling, G. (2022). Meten, meetkunde en verbanden. ThiemeMeulenhoff. H 1, 3, 4, 5 en 7.          

Ontwerpmodule 1

Werken aan gelijke kansen

Een goede leerkracht denkt na over zijn onderwijs en onderzoekt op welke manier hij zijn onderwijs kan ontwerpen, zodat alle kinderen in de klas er optimaal van kunnen profiteren.  

Elk onderzoek begint met een eerste verkenning: je denkt na over het thema en spreekt erover met collega’s in de opleidingsschool. In deze module werk je samen in een ontwerpteam van drie studenten. Je voert een literatuurstudie uit om uit te zoeken wat er al over het onderwerp bekend is en verwerft zo kennis en inzicht in het thema.    

In deze module is het thema ‘werken aan gelijke kansen’. De vraag die centraal staat is wat we moeten doen om alle leerlingen optimale onderwijskansen te bieden. Leerlingen verschillen enorm, bijvoorbeeld in interesse, intelligentie en in etnische achtergrond.  

De leeruitkomsten van deze module leveren inzichten en vuistregels op die je in staat stellen een leerkracht te zijn die er is voor álle leerlingen.     

Je volgt werkgroepen op de hogeschool en voert een literatuuronderzoek uit. Hiervoor voer je onder andere een gesprek met een leerkracht in je stageschool. De module leidt tot een onderzoeksverslag. In dat verslag laat je zien hoe de literatuurstudie is voorbereid, wat de opbrengsten zijn, doe je verslag van een gesprek dat je over het thema hebt gehad met een leerkracht uit je stageschool en formuleer je aanbevelingen die bijdragen aan gelijke kansen voor alle leerlingen.   

Wil je al wat doen voor deze module?   

Het semestermotto ‘Je doet ertoe: een goede leerkracht biedt optimale kansen aan alle leerlingen’  doet een beroep op jou om sociologische sensitiviteit te ontwikkelen. Die sensitiviteit blijkt uit een  niet vooringenomen standpunt over leerlingen die je  op milde wijze stimuleert. Je doet oprecht je best om voor al je leerlingen de lat haalbaar, maar hoog te leggen en schenkt hen vertrouwen door hoge verwachtingen uit te spreken.   

Bekijk vooral de volgende binge watch serie Klassen van Human.
 Sylbing, S., & Gould, E. (Regisseurs). (2020-2021). Klassen [Tv-serie] HUMAN.     

Profileringsmodule: Pedagogische sensitiviteit

Studenten verschillen: ze verschillen in vooropleiding en in kennis en ervaring in het basisonderwijs. Ze verschillen ook in interesses en in de manier waarop ze hun professionaliteit willen inkleuren. De profileringsmodule in het eerste en tweede opleidingsjaar geven studenten de gelegenheid om binnen gestelde kaders een gekozen thema uit te diepen. Het biedt studenten de kans om zelf de regie te nemen over een deel van de opleiding en keuzes te maken die bijdragen aan een scherper profiel. Zelf de regie nemen betekent dat er planmatig gewerkt wordt.

In blok 2 van het eerste semester oriënteer jij je in mogelijke thema’s die voor jou interessant zouden kunnen zijn. In jaar 1 is het centrale thema pedagogische sensitiviteit, in jaar 2 onderwijs en technologie. Deze modules geven je de gelegenheid om binnen gestelde kaders een gekozen onderwerp uit te diepen. Je kunt hierdoor zelf de regie nemen over een deel van de opleiding en keuzes maken die bijdragen aan een je profilering als toekomstig leerkracht. 

Het overkoepelende thema van deze module in jaar 1 is pedagogische sensitiviteit. Denk hierbij aan contact leggen met de leerling, verbinding maken met de leerling en vanuit daar passend reageren op de leerling. De kern van dit thema is het versterken van het bewust handelen vanuit pedagogische sensitiviteit van de educatieve professional, waardoor leerlingen zich gezien, gehoord en begrepen voelen.

Bij aanvang van de module wordt de eerste informatie gelezen en worden er gesprekken gevoerd. Dit leidt tot een plan van aanpak: een draaiboek met geformuleerde leeropbrengsten dat aan het eind van blok 1 wordt ingeleverd en beoordeeld. Aan de hand van het goedgekeurde plan van aanpak worden in blok 3 en 4 de studie- en stage-activiteiten uitgevoerd en vastgelegd in een in te leveren dossier.  

Themamodule 2

Doelgericht en aantrekkelijk onderwijs 

In deze module gaat het om het opstellen van leerdoelen, het motiveren van leerlingen, het ontwerpen van onderwijsactiviteiten en verzorgen van instructies, het geven van feedback aan leerlingen en het evalueren van de onderwijsactiviteit. Je bestudeert theorie en ontwerpt en voert activiteiten uit voor verschillende vakken.  

Een goede leerkracht stelt heldere leerdoelen voor alle leerlingen en overlegt hierover met de kinderen. Als de leerlingen weten wát ze gaan leren en waaróm zijn ze eerder gemotiveerd om hun best te doen. Motivatie is een belangrijke voorwaarde voor het leren van de kinderen. Het is daarom belangrijk om dat wat de kinderen gaan leren aantrekkelijk aan te bieden. Je bekijkt bestaande methodelessen kritisch om te bezien waar je aanpassingen aan kunt brengen om de activiteit aantrekkelijk te maken voor de leerlingen.     

Je leert hoe je leerdoelen kunt formuleren, waarin je weergeeft wat leerlingen door de activiteit leren. Je wordt vervolgens uitgedaagd na te denken met welke activiteiten je de leerlingen aan het begin van een lesactiviteit kunt enthousiasmeren om gemotiveerd mee te doen aan de lesactiviteit. Om de leerdoelen te halen, is een gedegen instructie van de leerkracht meestal een belangrijk onderdeel van de lesactiviteit. Je denkt na hoe jij een bij de activiteit passende instructie voorbereidt. Je kunt dit op verschillende manieren vormgeven. Wanneer leerlingen bezig zijn met de uitvoering van hun taak, volg je hun activiteiten en geeft je ze feedback, zodat ze op weg blijven naar het behalen van doelen. Na elke lesactiviteit evalueer je samen met de leerlingen of de leerdoelen behaald zijn en wat hun ervaringen zijn. Je trekt conclusies over jouw aanpak. Wat liep goed en wat kon beter? Wat zou je een volgende keer anders doen?     

Je volgt werkgroepen op de hogeschool en bestudeert informatie. Je bereidt in deze module zes onderwijsactiviteiten met een inleiding, kern en afsluiting voor die je uitvoert met de leerlingen in jouw stagegroep. Na uitvoering reflecteer je samen met jouw mentor op jouw leerkrachtrol. De verantwoording van jouw ontworpen lessen en reflectie hierop verwerk je in een werkstuk.  

Wil je al wat doen voor deze module?   

Bestudeer dan bijvoorbeeld de volgende literatuur:   

  • Van Eijkeren, M. (2012). Pedagogisch didactisch begeleiden. Kennisbasis voor de startende leraar. ThiemeMeulenhoff. Hoofdstuk 6, 8, 9, 10, 11 en 12.     

Trainingen

In het eerste semester wordt een aantal trainingen ingeroosterd. Voor een deel zijn die gericht op toetsen die je moét halen (of wellicht al gehaald hebt): de Wiscatoets Rekenen eigen vaardigheid; de Hogeschool Taal toets en de instaptoetsen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuuronderwijs.  

Daarnaast bestaat het trainingsaanbod in het eerste semester uit:   

  • De actieve schooldag:   

In deze training ervaar en leer je hoe je in en om de school de leerlingen kunt stimuleren om te bewegen.   

  • Engelse spreek- en leesvaardigheid.   

In deze training word je voorbereid op het bereiken van voldoende spreekvaardigheid om verderop in de opleiding lessen Engels te kunnen geven aan bovenbouwleerlingen. Ook leer je hoe je wetenschappelijke Engelstalige onderzoeksartikelen effectief kunt bestuderen.  

Semester 2: De taakbekame fase in de middenbouw

Na een half ben je gewend aan het studeren op de hogeschool en heb je je weg gevonden in de stage en de eerste onderwijsactiviteiten verzorgd. In het tweede semester werk je aan het verdiepen van jouw pedagogisch-didactische en vakinhoudelijke vaardigheden.

Je leert hoe je leerlingen kunt stimuleren om effectief, prettig en doelgericht samen te werken en hoe je ze verantwoordelijkheid kunt geven voor hun eigen leren. Dit doe je bijvoorbeeld in reken-, taal-, zaakvak- en kunstzinnige activiteiten. Een belangrijk onderdeel is het leren orde houden en regels en routines toepassen. Je leert dat afhankelijk van wát je leerlingen wilt leren, een didactische strategie bewust moet worden gekozen. Je ervaart dat een instructie in een les waarin leerlingen een spellingregel moeten leren er anders uit moet zien dan een instructie in een les waarin leerlingen op onderzoek uit gaan en erachter gaan komen hoe het komt dat er regen in wolken zit.  

Met de kennis en vaardigheden die je in semester 1 opdeed én de kennis over instructieconcepten ben je goed voorbereid om aantrekkelijke en krachtige leersituaties te ontwerpen. Leeromgevingen waarin alle leerlingen willen en kunnen leren en iets beleven. Activiteiten waar leerlingen iets van leren en blij van worden, en waarop de leerkracht na afloop met plezier en tevredenheid op terug kan kijken. Je leert bijvoorbeeld hoe je een kunstproject kunt vormgeven en ervaart hoe het is om de buitenwereld bij het onderwijs te betrekken. Buiten de school is veel te zien, te ervaren, te horen en te voelen!    

Aan het einde van dit semester:   

  • Is je vakdidactisch repertoire verrijkt: je weet hoe je bewust een instructie kunt vormgeven om tot optimaal leren te komen en je bent vaardig in het ontwerpen van krachtige leeromgevingen.   
  • Slaag je erin op een prettige manier gezag uit te stralen in jouw groep en lukt het je om leerlingen effectief, plezierig en doelgericht samen te laten werken, waarbij ze zelf verantwoordelijk zijn voor hun leren.   

Naast stageactiviteiten krijgt het programma vooral vorm door twee themamodules, een ontwerpmodule en trainingen. In onderstaand schema vind je de titels van de modules, de manier waarop deze getoetst worden en het aantal studiepunten dat je per toets kunt verwerven.

Je vakdidactisch repertoire inzetten om krachtige leeromgevingen te ontwerpen  

Themamodule 3

Krachtige leeromgeving 

In het eerste semester heb je de eerste ervaringen opgedaan met het verzorgen van onderwijsactiviteiten aan de hand van het voorbereidingsformulier. In deze module krijg je meer inzicht in hoe je onderwijsactiviteiten zo kunt ontwerpen dat leerlingen optimaal tot leren komen.

We stimuleren je om na te denken over de inrichting van de leeromgeving: wat maakt dat die omgeving krachtig is en dat leerlingen bereid zijn en in staat worden gesteld om nieuwe kennis en vaardigheden te verwerven?     

Deze module heeft drie belangrijke lijnen:         

  • Je ontdekt de waarde van samenwerkend leren.     
    In deze module leer je welke samenwerkingsvormen bruikbaar zijn en hoe je bereikt dat alle leerlingen goed meedoen in hun samenwerkingsgroep.        
  • Je ervaart hoe leerlingen hun eigen leren plannen, monitoren en evalueren.     
    Je leert hoe je leerlingen kunt stimuleren hun leren zelf te reguleren en de zelfstandigheid van leerlingen bevorderen.         
  • Je maakt kennis met aspecten van goed klassenmanagement.     
    Je zorgt voor een ordelijk verloop van de les door bijvoorbeeld duidelijke regels en procedures met leerlingen te communiceren, relevante consequenties te hanteren en te zorgen voor een duidelijke opbouw van de les. Dit is een belangrijke voorwaarde om het leerproces van leerlingen in goede banen te leiden.                

In deze module staat in twee lijnen de leeromgeving waarin leerlingen in de middenbouw samen kunnen leren om te leren centraal. Je volgt werkgroepen op de hogeschool voor verschillende vakken en je leert hoe je een rijke en krachtige leeromgeving kunt creëren en ervaart op welke manier leerlingen in die omgeving leren. Bij de kunstvakken leer je hoe je middels een project kunsteducatie in samenhang vorm kunt geven. Dit kunstproject bereid je voor en voer je in de stage in de middenbouw uit. Je werkt de voorbereiding uit, verzamelt opbrengsten van de leerlingen en feedback van de mentor en verwerkt dit in je werkstuk. Bij rekenen richt je je op de rekendidactiek- en eigen vaardigheden van de middenbouw. Je leert op welke manier je het zelfregulerend leren en samenwerkingsvormen in kunt zetten tijdens rekenactiviteiten. Dit onderdeel van de module sluit je af met een kennistoets rekenen. 

Wil je al wat doen voor deze module?   

Bekijk dan de actuele factsheet monitor leskwaliteit po 2023’ van de inspectie.

Ontwerpmodule 2

Taakbekwaam Middenbouw: ‘Geletterdheid en de samenleving’

In deze tweede onderzoeksmodule maak je kennis met nieuwe onderzoeksvaardigheden en -technieken die zijn gekoppeld aan een relevant onderwijsthema. Het centrale thema van deze module is de vraag of en op welke manier we leerlingen kunnen stimuleren om een eigen mening te vormen over een bepaald burgerschapsthema, verschillende meningen te herkennen en leren om te gaan met verschillende meningen.  

Je werkt opnieuw in een ontwerpteam van drie studenten. Je verzamelt informatie om op gestructureerde wijze tot randvoorwaarden te komen voor de ontwikkeling van nieuwe onderwijsactiviteiten. Je bestudeert relevante bronnen en houdt een focusgroep met de leerlingen van jouw stagegroep om het thema van de te ontwikkelen activiteit te bepalen waarna je een drietal taalactiviteiten ontwerpt. Je voert de eerste activiteit uit in de stage. De mentor observeert de activiteit aan de hand van de gestelde randvoorwaarden en gewenste opbrengsten en noteert ervaringen/observaties tijdens uitvoering. Door een interview met je mentor evalueer je naderhand de opbrengsten van de activiteit. Op basis van de opbrengsten van dat gesprek doe je aanpassingen aan de overige twee activiteiten. Uiteindelijk leg je het totale ontwerpproces (bestudeerde bronnen, focusgroep, ontwerp van taalactiviteiten, interview en aanpassing van de activiteiten) vast in een onderzoeksverslag.     

In de onderzoekswerkgroepen op de hogeschool begeleidt de onderzoeksdocent het onderzoeksproces van jullie drietal. Je leert welke stappen je moet zetten om uiteindelijk tot een compleet onderzoeksverslag te komen. In de burgerschapswerkgroepen leer je hoe je ingewikkelde maatschappelijke thema’s bespreekbaar kunt maken en doe je ideeën op voor het inzetten van onderwijsactiviteiten. Tot slot leer je in de taalwerkgroepen welke kinderboeken je kunt gebruiken om met de klas in gesprek te gaan over verschillende burgerschapsthema’s, hoe je boeken kunt vinden die passen bij het thema dat jullie drietal gekozen heeft en welke taalactiviteiten je kunt inzetten in de klas.      

Wil je al wat doen voor deze module?   

Lees dan een kinderboek (voor middenbouwleeftijd) waarin een actueel en relevant maatschappelijk thema aan de orde wordt gesteld. 

Themamodule 4

Een eigentijds en gedegen vakdidactisch repertoire 

Elke dag doen kinderen op school nieuwe kennis op, komen ze tot nieuwe inzichten en leren ze nieuwe vaardigheden     
Wát je kinderen wilt leren bepaalt in hoge mate de didactische strategie die je als leerkracht hanteert.

In onderstaande voorbeelden wordt op verschillende manieren door de leerlingen geleerd.    

Tijdens de les natuuronderwijs wil de leerkracht de leerlingen buiten de klas laten leren. Hij neemt zijn leerlingen mee naar buiten en laat ze de omgeving observeren. Een  leerling ziet een slak en is direct enthousiast. De leerkracht stelt vragen die de leerling stimuleert nog beter naar de slak te kijken. Wat zie je precies en hoe komt het dat de slak zonder pootjes toch vooruitkomt?      

Tijdens de taalles wil de leerkracht de leerlingen leren om de verlengingsregel bij spelling goed toe te laten passen: hond spel je met een ‘d’, omdat je bij verlenging van het woord een ‘d’ hoort: ‘’honden’. Een ‘tent’ schrijf je met een T, omdat je bij verlenging een T hoort: ‘tenten.’     

In het eerste voorbeeld wil de leerkracht de kinderen vooral stimuleren om goed te observeren, zélf na te denken over hoe zo’n beestje zich voortbeweegt. In het  tweede voorbeeld legt de leerkracht de te hanteren regel expliciet uit.  Na de uitleg geeft hij kleine opdrachten zodat de kinderen kunnen oefenen (in de vorm van een woordjesdictee).

Een goede leerkracht heeft een rijk didactisch repertoire: een gereedschapskist waaruit hij telkens de beste aanpak kiest. Zo geeft de leerkracht in het eerste voorbeeld de kinderen de ruimte zelf na te denken en onderzoekend te ontdekken. In het tweede voorbeeld  kiest de leerkracht voor een directe instructie, gezamenlijk oefenen, waarna leerlingen het geleerde gaan toepassen.

In deze module dagen we je uit om jouw gereedschapskist te vullen met verschillende didactische aanpakken. Extra aandacht besteden we daarbij aan ict- middelen die het leren van kinderen vergemakkelijken en leuker maken. Je volgt werkgroepen op de hogeschool en bestudeert bronnen.

Bij verschillende zaakvakactiviteiten zul je ervaren hoe je het denken van kinderen kunt stimuleren door onderzoekend en ontdekkend te laten leren.

Tijdens taalactiviteiten leer je dat de verschillende taaldomeinen ook specifieke didactische aanpakken vergen: het leren voeren van een discussie (spreken en luisteren) vraagt ander gereedschap dan het leren hoe je het onderwerp en gezegde uit een zin kunt vinden (taalbeschouwing). Dit onderdeel van de module sluit je af met een kennistoets taal. 

Wil je al wat doen voor deze module?   

Bestudeer dan het artikel ‘Daar Maak ik geen Punt van!’ Een zeer bruikbaar artikel waarin je veel te weten komt over de manier waarop je feedback kunt geven!   

Trainingen

In het tweede semester zal in een training geoefend worden op het handschrift en op het schrijven op het (digitale) schoolbord. 

Semester 4: De taakbekwame fase van de bovenbouw

In de laatste periode van de fase taakbekwaam staat de (leerling in de) bovenbouw centraal. Je hebt inmiddels een goed beeld van de verschillende bouwen in de basisschool. Je hebt je bekwaamd in het geven van methodelessen en je kunt inmiddels ook zelf onderwijs ontwerpen waarbij verschillende activiteiten op elkaar afgestemd zijn. 

De rode draad in het vierde semester is ‘kwaliteit’. Je leert nadenken over de kwaliteit van jouw onderwijsontwerp en van de uitvoering ervan in de klas. Je realiseert je dat collega’s en  ouders kwaliteitseisen stellen aan jouw onderwijs. 

De lessen die je ontwerpt en uitvoert zijn doordacht en zijn geen geïsoleerde activiteiten: je probeert steeds meer om thematische verbindingen tussen activiteiten te leggen, zodat leerlingen logica ervaren in de activiteiten en ze als leuk en functioneel ervaren.  

In deze fase leer je om de ontwikkeling van kinderen systematisch te volgen en hoe je op basis van het leerlingvolgsysteem de juiste keuzes kunt maken om ontwikkeling van kinderen te kunnen stimuleren. Je maakt kennis met een inspecteur van onderwijs die zal vertellen waar de inspectie tijdens een schoolbezoek op let. Je leest inspectierapporten én gaat in gesprek met collega’s uit de praktijk die als bijzondere taak ‘kwaliteitszorg’ hebben.  Verder volg je een training didactiek van het Engels.

We formuleren kwaliteit niet enkel in termen van meetbare onderwijsopbrengst. Om echt goed te kunnen functioneren, moet een leerlingen zich thuis voelen in de groep, moet het zich gewaardeerd voelen. In de ontwerpmodule staan we nadrukkelijk stil bij de vraag hoe we het sociaal welbevinden van jonge mensen kunnen stimuleren. 

Naast stage krijgt het programma vooral vorm door twee themamodules, een ontwerpmodule en trainingen. In onderstaand schema vind je de titels van de modules, de manier waarop deze getoetst worden en het aantal studiepunten dat je per toets kunt verwerven.

Je leert nadenken over de kwaliteit van jouw onderwijsontwerp en van de uitvoering.

Themamodule 7

Blik op de Wereld 

 

Leerlingen uit de bovenbouw zijn geïnteresseerd in de wereld: in gesprekken krijgen zij thuis mee hoe hun ouders denken over allerlei maatschappelijke thema's. Via media (ook social media) worden ze dagelijks gevoed door nieuwe berichten over gebeurtenissen en ontwikkelingen in hun groter wordende omgeving. Hun omgeving wordt ‘rijker’ wanneer zij ook kennis opdoen van onderwerpen die in hun eigen leefwereld minder vanzelfsprekend aan de orde komen.  

In deze module staat centraal hoe je deze ‘nieuws’-gierigheid kunt verbinden aan lessen die je ontwerpt. Veel maatschappelijke thema's lenen zich uitstekend voor onderwijsactiviteiten waarin kunst- of zaakvakken verbonden worden met aspecten van mediawijsheid of burgerschap.  

  

Kernwoord in deze module is ‘kwaliteit’:   

  • De ontworpen onderwijsactiviteiten maken duidelijk dat jij relevante vakdidactische richtlijnen hebt gehanteerd bij een geïntegreerde aanpak van zaakvak-, kunst-, burgerschaps- of mediawijs onderwijs.  
  • In de ontworpen onderwijsactiviteiten is te zien dat je aansluit bij voor oudere leerlingen relevante actuele thema's die de kwaliteit van de samenleving bepalen zoals democratische spelregels, diversiteit of duurzaamheid.  

Met gedegen en bewust ontworpen activiteiten voed je de interesse van leerlingen en help je hen om bij te willen dragen aan een samenleving waarvan het prettig is deel uit te kunnen maken.  

De eerste pijler is samen met de leerlingen in gesprek te gaan over hun ‘blik op de wereld’: wat houdt hen bezig, waar ligt hun interesse, hoe volgen ze het nieuws? Deze eerste pijler bepaalt in hoge mate je volgende activiteit. Je denkt dus goed na over ‘hoe’ je dat gesprek gaat voeren, met wie je et gesprek gaat voeren en wat je nodig hebt om dat gesprek goed te kunnen laten verlopen. Aan het eind van deze fase heb je samen met leerlingen een voor hen en voor jou interessant thema bepaald. 

Een tweede pijler is vakdidactische verdieping: in werkgroepen krijg je informatie over verschillende vakdidactieken: aardrijkskunde, geschiedenis, natuur en techniek, beeldende vorming, dans en drama en muziek, mediaonderwijs en burgerschap. Je vat samen welke richtlijnen voor jouw ontwerp gebruikt zullen gaan worden. 

 

De derde pijler is het ontwerp en de uitvoering van dat ontwerp: Je ontwerpt minimaal drie vakoverstijgende onderwijsactiviteiten, waarbij je laat zien dat je het maatschappelijk thema vanuit verschillende perspectieven hebt geanalyseerd.  

  

Je verzamelt passend materiaal dat iets zegt over de (leer)opbrengsten van de leerlingen, bijvoorbeeld: een video waarin leerlingen in gesprek zijn over een belangrijk onderwerp, een foto van het kunstwerk dat een leerling heeft gemaakt die zijn blik op de wereld goed weergeeft of een korte reflectie van de leerlingen op de activiteiten.  

  

De module wordt afgerond met een posterpresentatie.  

De poster laat zien dat jouw onderwijsactiviteiten hebben gezorgd voor een brede en diepe verkenning van het maatschappelijk thema door jouw leerlingen.  

Op jouw poster staan:  

  • Het onderwerp dat jij hebt gekozen voor jouw activiteiten en een korte toelichting hoe dit tot stand kwam.  
  • De ontwerprichtlijnen die je hebt gehanteerd.  
  • Een beschrijving van de onderwijsactiviteiten die zichtbaar aansluiten op de ontwerprichtlijnen.  
  • Een logische verzameling van materialen die voortkomen uit de activiteiten die iets zeggen over de (leer)opbrengsten van de leerlingen.   

 

De toetsing bestaat uit de beoordeling van de poster. Voldoet deze aan de toetscriteria, dan worden 6 ECTS toegekend. 

Wil je al wat doen? Kijk dan naar het Jeugdjournaal of naar het Klokhuis en vorm je een beeld van maatschappelijke thema’s die op dit moment voor leerlingen van de bovenbouw relevant kunnen zijn.

Themamodule 8

Kritisch kijken naar eken- en taalkwaliteit

In deze module geven de vakken pedagogiek, taal en rekenen handreikingen om bewust te werken aan de kwaliteitsverbetering van jouw (taal- en reken-)onderwijs. Uit verschillende internationaal onderzoek blijkt dat de prestaties van leerlingen in het basisonderwijs voor de vakken taal en rekenen een dalende trend laten zien. Deze module helpt je om kritisch te kijken naar de oorzaken daarvan en geeft je tools om met jouw eigen taal- en rekenonderwijs te kunnen streven naar haalbare hoge doelen.

Een eerste pijler van de module is een voorwaardelijke: om goed onderwijs te kunnen verzorgen, moet je zelf voldoende taal- en rekenvaardig zijn. In de module zal daarom ook aandacht besteed worden aan bijvoorbeeld de rekenvaardigheid in het oplossen van vraagstukken met procenten, kommagetallen, verhoudingen, breuken. Je traint het schattend en handig rekenen. Bij taal wordt bij verschillende vaardigheidsaspecten stilgestaan: met name taalbeschouwing en beoordelen van tekstkwaliteit krijgen daarbij aandacht.  

 

Een tweede pijler is de didactische vaardigheid: het ontwerpen en uitvoeren van kwalitatief goed doordachte activiteiten. Dit zijn activiteiten waarbij leerlingen enthousiast hun best moeten doen om iets nieuws te leren. Bij rekenen ligt daarbij de focus op breuken, kommagetallen, verhoudingen en procenten. Bij taal wordt de aandacht gericht op begrijpend lezen, woordenschat, jeugdliteratuur, taalbeschouwing en stellen. 

 

Een laatste pijler is het bewust werken aan kwaliteit. Hoe weet je dat jouw onderwijs kwaliteit heeft? Welke informatie geeft het leerlingvolgsysteem jou om je onderwijs doelgericht en beter afgestemd te krijgen op de behoefte van verschillende leerlingen? Past jouw aanpak in de visie die de school heeft verwoord voor het gevoerde taal- en rekenbeleid? Wat is de functie van de taal- en rekencoördinator? Hoe verhoudt het reken- en taalbeleid zich tot de regionale en landelijke politieke agenda? Waar let een inspecteur van onderwijs op wanneer hij een school of een klas bezoekt? 

 

De module wordt afgesloten met twee kennistoetsen: 

Een kennistoets Taal, bestaande uit meerkeuzevragen. 
Een kennistoets Rekenen, bestaande uit open vragen en meerkeuzevragen.

Bekijk de demo van het LVS van het CITO en van het leerlingvolgsysteem IEP.

Ontwerpmodule 4

Sociaal welbevinden van pubers

Nederlandse kinderen behoren gemiddeld nog steeds tot de gelukkigste in de wereld, zo stelde Unicef vast. In onderzoeken geven velen van hen aan dat ze zich veilig en prettig voelen. Ze volgen veelal goed onderwijs en Nederland is een welvarend land. Het grootste deel van de kinderen gaat met plezier naar school en doet actief mee aan een vrijetijdsbesteding (Redactie Quest, 2020). Toch is er, om twee redenen, wel sprake van enige ongerustheid. Ten eerste is de groep kinderen die zich minder gelukkig voelt, groeiende. Dit betreft onder andere kinderen uit gezinnen die rond het bestaansminimum leven en kinderen die tot migrantengroepen behoren of die gevlucht zijn. Juist zij geven vaker aan minder sociaal welbevinden te ervaren. Ten tweede bleek uit onderzoek dat Nederlandse voortgezet onderwijs leerlingen in 2021 minder tevreden waren over hun leven dan hun Nederlandse leeftijdsgenoten ooit (Nederlands Jeugdinstituut, 2023). Er is dus wel reden om als (aanstaande) leerkracht alert te blijven als het gaat om sociaal welbevinden, het prettig en veilig voelen in en actief deelnemen aan een groep zoals die van de school en de maatschappij. Ook in jouw stageklas zitten immers leerlingen die voor korte of langere tijd minder sociaal welbevinden ervaren, of zelfs kampen met lichte of zwaardere psychische klachten. 


In deze module onderzoeken we wat verstaan wordt onder sociaal welbevinden van leerlingen in de basisschoolleeftijd. Je exploreert en analyseert onder meer de materialen van het Trimbosinstituut die ontwikkeld werden in het project ‘De Gezonde Generatie’ (2023). Dat project geeft leerkrachten en scholen handreikingen om bij te dragen aan ‘gelukkige klassen’: klassen waarin optimisme heerst, kinderen veerkrachtig zijn, ervaren dat zij ertoe doen en zich ondersteund voelen door de omgeving (hun medeleerlingen, leerkracht en ouders). Vanuit jouw rol als pedagoog krijg je de taak om bij te dragen aan een positieve groepsdynamiek in de klas, door interventies te ontwerpen en te implementeren, zodat alle leerlingen er zich thuis voelen. Door pedagogisch steeds bekwamer te worden ben je tevens beter in staat om aansluitend bij de beginsituatie van elk individueel kind, groei en ontwikkeling te stimuleren. 
 

Deze module wordt verzorgd door de vakgroepen pedagogiek/onderwijskunde en onderzoek.  
 
De inhoudelijke pijler bestaat uit de verkenning van het begrip ‘sociaal welbevinden’, het nadenken en bestuderen van manieren waarop scholen hun beleid op dit punt hebben geformuleerd en hoe zij hun leerlingvolgsysteem hierop hebben ingericht. Belangrijk onderdeel van deze inhoudelijke pijler is het nadenken over een gerichte korte pedagogische interventie waarvan jij aanneemt dat deze een positief effect kan hebben op het sociaal welbevinden van één of meer leerlingen. 
De onderzoekspijler richt zich met name op de vraag hoe je een goede documentanalyse kunt uitvoeren en op welke manier je een bestaande vragenlijst geschikt kunt maken voor jouw onderzoek.  
 
Jouw onderzoek leidt tot een te beoordelen werkstuk. Voldoet het aan de criteria, dan worden 4 ECTS toegekend. 

Bekijk de website over sociaal welbevinden in het basisonderwijs. Onder aan de pagina vind je twee links die je een goed beeld geven over het thema: ‘Verhalen uit de praktijk’ (bekijk de video over de Parkschool en het interview met de schoolpsycholoog)  en ‘Aan de slag op jouw school’ (grasduin in de handreikingen en de praktijkkaarten).