Ons onderzoek vindt plaats in werkplaatsen: netwerken waarin onderwijsprofessionals uit het werkveld, studenten en docent-onderzoekers samenwerken aan het onderzoeken en ontwerpen van onderwijsmateriaal. Onmisbaar is de samenwerking met het veld in de vorm van het Partnerschap Opleiden in School Oost-Gelderland én met onderzoekers van andere instellingen voor hoger onderwijs binnen Radiant Lerarenopleidingen, met de Open Universiteit en met andere universiteiten. Deze samenwerking op onderzoeksgebied heeft zich vertaald naar de Academische Werkplaats.
Om het onderzoeken en ontwerpen van onderwijs in de werkplaatsen structureel te volgen en waar nodig bij te stellen, vindt ook flankerend onderzoek plaats naar thema’s die verband houden met netwerkleren. De focus bij dit onderzoek ligt op dit moment op de ontwikkeling van het onderzoekend vermogen van de deelnemers aan de Academische Werkplaats, op hun professionele groei en op kritische factoren in het optimaal kunnen deelnemen aan leren in netwerken. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de (digitale) terugkoppeling van onderzoeksdata naar werkplaatsdeelnemers in de vorm van ‘actionable feedback’. Thema’s voor flankerend onderzoek worden jaarlijks bepaald door het onderzoeksbureau en het onderzoek wordt uitgevoerd door leden van het onderzoeksbureau, in samenwerking met collega’s binnen en buiten de hogeschool.
NRO Netwerkleren en studentenwelzijn
Dit project richt zich op netwerkleren als belangrijke vorm van docentprofessionalisering. Dit netwerkleren vindt plaats in Teacher learning groups (TLGs): sociale configuraties waar (aanstaande) leraren samen leren, resulterend in een verandering in cognitie en/of gedrag op het individuele en/of groepsniveau. De focus ligt daarbij op de aanstaande leraar (student). Het project zoekt naar manieren waarop we de ontwikkeling van de studenten in leernetwerken het beste kunnen faciliteren.
In het eerste projectjaar zijn we gestart met een systematische reviewstudie vanuit de onderzoeksvraag: ‘Welke ontwerpprincipes kunnen we herleiden voor het optimaliseren van studentenwelzijn in TLGs?’ Dit resulteerde in vijf karakteristieken van TLGs (gezamenlijke visie en doelen; ontwerpgerichte aanpak; gezamenlijke verantwoordelijkheid en eigenaarschap, diversiteit en gelijkwaardigheid; onderliggende structureren, bronnen en rollen) met bijbehorende ontwerpprincipes, zoals ‘Maak studenten ervan bewust dat netwerkleren een belangrijke competentie is binnen het portfolio’.
In een tweede empirische studie hebben we vier lerarenopleidingen gemonitord die het netwerkleren van studenten in TLGs vanuit verschillende sociale configuraties vormgaven. Hierbij hebben we ons specifiek gericht op de motivatie van studenten omdat TLGs studenten niet alleen in staat kunnen stellen sociale vaardigheden te ontwikkelen, maar ook kunnen voorkomen dat studenten in de laatste jaren van hun opleiding geïsoleerd raken en hun motivatie verliezen. Daarom zocht deze studie naar de relatie tussen de sociale configuratie van TLGs en de motivatie van studenten. De analyses laten zeven kernvariabelen zien voor student motivatie in TLGs: het maken van autonome inhoudelijke keuzes; het opdoen van nieuwe kennis; het samen delen, elkaar steunen en ontwikkelen van sociale vaardigheden; het werken aan persoonlijke doelen; het maken van autonome keuzes van samenwerkingspartners, scaffolding, het gelijkwaardig samenwerken in een informele atmosfeer. Gebaseerd op de bevindingen adviseren we lerarenopleidingen om studenten aan zowel homogene (delen van ervaringen en vinden van steun) als heterogene TLGs (ontwikkelen van sociale vaardigheden in een groep met veel diversiteit) te laten deelnemen omdat beide vormen van belang zijn voor hun motivatie voor leren.